Bir oǧul önce ölümündür Yine oldu. Bir uçuşun aǧırlıǧını duydum Açılmayan ruhun kanıtlarını. Gitmek isteseydik çoktan doldururduk Yeryüzünü Ama yapamadık. Bir şey tuttu bizi Korkudan fazla Şefkate yakın bir şey Tuttu bizi. Tozlar havalandı sonra. Adı kutsal olan bir köprüden Geçip gitti sular. Kimsenin bilmediǧi damarlarda Birikti aşk Ve adı İbrahim kondu. Çocukların ve herkesin babası olan. İbrahim bir göl kıyısında aǧlarken Hiç üzgün deǧildi. Üzgün deǧildi hiç kurbanını taşırken. Bir oǧul önce ölümündür Ölümündür bir oǧul. Şimdi bu avludan Bu renklerden geçerek Oluşan bakış Dünyayı görecektir. Yeryüzü Yeryüzününolmayan uzam Duyguların çekilmesi ve dönmesi İnsanı Tanrı'ya kavuşturur. Önce ve sonra Hep belki de Belirsizlik Bir belirsizlik olarak kaldıǧında Karar olacaksa, Tanrı insanı bahçede uyutmakla İlk işareti sundu.ğ İlk işaret aşktı. Uyuyun ve aşk deyin adına. Aynı rüyada ilerleyin Aynı bahçe Aynı anne Ve İbrahim Tanrısını bilecek olan.
Een zoon is eerst van de dood Weer gebeurde het. Ik voelde de zwaarte van een vlucht De vleugels van een ziel die zich niet opent. Hadden we het gewild dan hadden we de aarde Allang gevuld Maar we konden het niet. Iets hield ons tegen Iets meer dan angst Dichtbij genegenheid Hield ons tegen. Vervolgens vloog er stof in de lucht. Onder een brug met een heilige naam Gleed het water voorbij. In bloedvaten die niemand kende Woekerde de liefde En ze noemden hem Abraham. Hij die de vader is van kinderen en van allemaal. Abraham huilde aan de oever van een meer Terwijl hij volstrekt niet verdrietig was. Hij was volstrekt niet verdrietig toen hij zijn offer droeg. Een zoon is eerst van de dood De dood heeft een zoon. Nu zal de blik die ontstaat Bij het passeren van deze binnenplaats Van deze kleuren De wereld zien. De aarde De ruimte die geen aarde is De gevoelens die komen en gaan Brengen de mens tot God. Al is het een besluit Wanneer voordien en nadien En altijd misschien Onzekerheid Een onzekerheid blijft, God gaf door de mens in de tuin te laten slapen Het eerste teken. Het eerste teken was liefde. Slaap en noem het liefde. Ga door met dezelfde droom Dezelfde tuin Dezelfde moeder En Abraham die zijn God zal kennen.
Bir ev Konuşma evimiz Bozkırın Ve taşların evi. Ölümün ve zalim babanın Baba oluşunun. Kayaların toprağa gömülü varlığı neyse Bizim için o olan bir ev. Bir gece ateş yakılacak Ve uğultudan etekleri dalgalanan bir kadın Varlığı belleyecek bir eli Bir bakışı hayatı sanacak. Şimdi senden gitmenin sabahı Yaşanmamış sayılacak. Günlerden ve gecelerden gitmen O eve varman. Hatırla Sendin balçık ve tozla Duvarlarını ören evimizin. Ellerin ellerin olduğunda Başlayan sorular hiç bitmedi. An? dedin Yara? sonra An nedir? Seninle benim aramda dağlar oluşabilir Dediğimde inanmadın. Ama bak oluşuyor işte. Bozkır bitiyor ve başlıyor dağlar Acı başlıyor. Beraber bir geçmişe ağladığımızda Giden bir kız kardeşin ardından Atılan taşlar Kavuşmak içinse O gecedir. Bizden alınan bir kız kardeşin İçimizde açtığı Dönecektir elbette Ve bitmeyecektir. Hiç görülmemiş bir hesap Zaman boyunca süren Bizi ağlattığında Büyümüşüzdür artık. Adı konmuştur Bakışlardan önce. Bizden istenen güçlü olmamızdır Cesarettir bizden beklenen. An dediğinde sen Tüm anlardan önce Tekrarlanacak olan oluştur. Babanın olan oluşu Ve kanlar içinde uyuman senin Uyanman. Kanlar içinde bırakılman o gecede. Ne içindir? Bu güne varmak Bu güne varmak Zaman için sonsuz sayıda olan anlardan Bir anda Bakman Ölüm gibi. Ve korku gelir sonra. Bırakmanın Bırakılmanın korkusu gelir. Beni bırakma dedin Beni tut derdim ben. Tut beni.
Een huis Ons huis waar we praten Een huis van de steppe En van steen. Van de dood en de tirannieke vader Van het vader worden. Zoals van rotsen het bestaan diep geworteld is in de aarde Zo moet voor ons een huis zijn. Op een nacht zal men een vuur aansteken En een vrouw wier rokken golven op het zuchten van de wind Zal een hand duiden als haar bestaan Een blik als haar leven beschouwen. Nu zal de ochtend van het afscheid van jou Als niet beleefd worden beschouwd. Je afscheid van dagen en nachten Je aankomst in dat huis. Je moet het je herinneren Jij was het die met slib en stof De muren van ons huis optrok. Toen je handen jouw handen waren Hielden de vragen die begonnen nooit meer op. Ogenblik? vroeg je Doet dat pijn? en dan Wat is ogenblik? Er kunnen bergen tussen jou en mij ontstaan Toen ik dat zei geloofde je me niet. Maar kijk dan ze ontstaan. De steppe eindigt en de bergen beginnen De pijn begint. Het is die nacht Toen we samen over een verleden huilden En een zusje bij haar vertrek Stenen kreeg na gegooid Zodat we elkaar terug zouden zien. Wat een zusje dat van ons werd afgenomen Bij ons vanbinnen heeft losgemaakt Zal zeker terugkomen En niet voorbijgaan. Als een nooit vereffende rekening Die de tijd heeft doorstaan Ons aan het huilen maakt Dan zijn wij allang groot. Zelfs voordat je er een blik op kan werpen Heeft het al een naam gekregen. Van ons wordt verlangd dat we sterk zijn Er wordt moed van ons verwacht. Wanneer jij nog voor alle ogenblikken Praat over een ogenblik Moet het ontstaan worden herhaald. De vader die tiran wordt En jij die in bloed slaapt Jij die ontwaakt. Die nacht waarin jij achterblijft in bloed. Waarom? Om op deze dag aan te komen Juist op deze dag Op dat ene ogenblik Uit de voor de tijd ontelbare ogenblikken Sta je te kijken Als de dood. En dan komt de angst. Komt de angst voor het verlaten Voor het verlaten worden. Verlaat me niet zei jij Houd me vast wilde ik zeggen. Houd me vast.
I Yıldızların Yıldız olmak hakikatinden Kurtulamadıkları o yerde Beklenen sabah değildir artık. Beklenen korkudur yüreklerde. Ayaklarını soy ve çık tepelere Tepelerin acısını duy Duy varlığını Neden yaratıldığını ve öylece kaldığını. Ay tanrısı güneşe bakıyor Ve bir tanrı daha oluyor. Derken zaman yaşlanıp Akmıyor. Gece yol alan atalarından söz ediyor biri Gece gittiği için haccı bitmeyen atalarından Onlar hep gece yol aldılar Bu yüzden insan oldular diyor Miraçları mutlaktı. Kalpteydi. II Bir taşın işlediği yakınlık Geçmişten bugüne Taşınan bekleyiş. Tapınma ve ışığın ölümü söylediği Ve insanların ceylanlar kadar kardeş olduğu Ve çölün açlığı bilmediği. III Bir kadın göğsünde kavuşturduğunda ellerini Ne istemektedir. Ne söylemektedir bir kadın. En fazla yılanlardan istenen aşk En çok ondan korkulur çünkü. Eski bir dilin gizlediğini Açıklayacak olan kalptir yine de Taşta yer eden Birleşmesidir ruhla yaradılışın Birleşmesidir insanın tanrıyla o sadelikte. Herkesin bir miracı var. Benimki o tepeleri yürüdüğümde Bana fısıldanan sózdeydi. Yükselişim kanatlarımı gösterdi bana Ve olmayan isteği hatırlattı. Ne istiyordum? Ne istiyordum taşlarda ilerleyen yaradılıştan. Bir işaret binlerce yıldan Bir işaret aşk olan. Aşk, İnsanın Geldim Buradayım Demesinin bilinci. Ve siyah güller Sonra azizin gülleri göründü bana Azizin kararan gülleri Kelimeler... Gülleri unuttursa da rüzgar Bir yansıma hep var sularda. Güzelliğin odağı olan istek Hep var. O istek açıldığında Yalnızlık hiç olmadığı kadar yakındır insana Ve gövde hiç durmadan açlığı işler.
I. Het is nog niet de verwachte ochtend Waarop de sterren Niet kunnen ontsnappen Aan de waarheid ster te zijn. Het is de verwachte angst in de harten. Ontbloot je voeten en klim de heuvels op Voel de pijn van de heuvels Voel hun bestaan Waarom ze geschapen zijn en zo gebleven. De maangod kijkt naar de zon En er verschijnt nog een god. Dan veroudert de tijd en Stroomt niet meer. Iemand spreekt over zijn voorouders die 's nachts onderweg waren Over zijn voorouders van wie de pelgrimage nooit ophield Want altijd waren ze 's nachts onderweg Daarom werden ze mens zegt hij Ze waren zeker van hun hemelvaart. Die was in het hart. II. De nabijheid vervaardigd door een steen Het wachten vervoerd Van verleden naar heden. Wanneer aanbidding en licht zingen over de dood En mensen samen zijn zoals gazellen En de woestijn geen honger kent. III. Als een vrouw haar handen voor haar borst vouwt Wat wil ze dan? Wat zegt een vrouw? Want liefde die van slangen wordt gevraagd Is wel het allermeest gevreesd. Wat een oude taal geheimhoudt Zal het hart toch onthullen Wat gekerfd staat in steen Is de eenwording van ziel en schepping In die eenvoud ligt de eenwording van mens en god. Iedereen heeft een hemelvaart. De mijne was in het woord dat me werd toegefluisterd Toen ik door die heuvels wandelde. Mijn klim liet me mijn vleugels zien En herinnerde me aan mijn verscholen wens. Wat wilde ik? Wat wilde ik van de schepping die zich voortzet in steen? Een teken van duizenden jaren Een teken dat liefde was. Liefde, Het vermogen van een mens Om te zeggen Ik ben gekomen Hier ben ik. En daarna verschenen er zwarte rozen Voor mij de rozen van de heilige De donkerenden rozen van de heilige Woorden... Ook als de wind de rozen doet vergeten Is er altijd een weerspiegeling in het water. Het verlangen het brandpunt van schoonheid Is er altijd. Wanneer dat verlangen zich openbaart Is eenzaamheid de mens dichter dan ooit genaderd En bevecht het lichaam onophoudelijk de honger.
Keskin bir kılıçla toprağa çizilmiş Dar ve kavuşmasız sokaklar. Kan izi, kaçıyor hayat. Küf, eski yurdun belleğinden akarak, Giriyor duvarlara. Çürüme, tanrıdan gizlenen. Ve kurban edilecek oğul hazır. Kediler, eski karanlık prenslerin yerinde, Uzun kuyruklarıyla duruyorlar. Fıskiyelerin gölgesi, Dişli hançer, İçerde ilerleyen çelik. Ve bir halktan artakalan lehçe, Tütsü, Merdiven. Her kapı eğilecek bir boynu bekliyor.
Met een scherp zwaard in de aarde gekerfd Nauwe en doodlopende straten. Spoor van bloed, leven ontsnapt. Schimmel, lekkend uit het geheugen van het oude land, Dringt de muren binnen. Ontbinding, voor god verborgen. En de zoon is bereid tot het offer. Katten, hangen rond met hun lange staart, in het oord van oude duistere prinsen. Schaduw van fonteinen, Getande dolk, Gesmeed van staal. En het resterende dialect van een volk, Wierook, Trap. Elke deur hoopt op een hoofd dat zich buigt.
Buzul çözülüyor. Kıpırdayışını duyuyorum büyük kayalara çarpan parçalarımın. Bir ahenkle duruyorlar denizinde varlığın. Öyle düşürerek ışığı çizgisine her biri. Geometri yok varlığın algısında. Artık yok. Her şey kendi formunu oluşturuyor. Kendi tamlığının arayışında her şey. Soğuk bir güneşsin sen. Kuzeyde, sislerle örtülü tepelerin yalnızlığında Soğuk bir güneş. Buzul çözülüyor. Gövdem küçüldükçe aşk sanıyorum gülüşünü. Kuzeyde, tundraların acı ikliminde, yaralı bir hayvanın kanlı gözleri. Dönen.
De gletsjer smelt. Ik voel de siddering van mijn brokstukken die de rotsen raken. Harmonieus deinen ze op de zee van het bestaan. Zo laat ieder het licht vallen op de eigen lijn. Er is geen geometrie van de kijk op het bestaan. Niet meer. Alles ontwikkelt zijn eigen vorm. Alles is op zoek naar de eigen volmaaktheid. Jij bent een koude zon. In het noorden, in de eenzaamheid van in mist gehulde heuvels Een koude zon. De gletsjer smelt. Zolang mijn lichaam krimpt beschouw ik jouw lach als liefde. In het noorden, in het bittere klimaat van de toendra’s, de bloeddoorlopen ogen van een gewond dier. Ze draaien weg.