Gazel
II
Ol gün kanı ki gün gibi suzan idim sana
Olsan revane saye-i bican idim sana
Esrar-i kainata ezel cüradan iken
Ben hankah-i aşkta hayran idim sana
Ne gülde renk ve bu var idi ne sabada fer
Ben gülşeninde bülbül-i nâlân idim sana
Sen naz ederdin ehl-i niaza Medine var
Ben Kâbe gibi çakgiriban idim sana
Şahım Hayali’yim ki cihan lamekân iken
Ben bir mekân-i hasta mihman idim sana
© HAYALİ, 16e eeuw
Gazel
II
Die dag brandde ik als een zon zo hevig voor jou.
Waar jij liep was ik als een levenloze schaduw voor jou.
Toen in het kosmisch geheim uit de laatste teug de eeuwigheid ontstond,
Was ik in het convent van de liefde de aanbidder van jou.
De roos had kleur noch geur, de ochtendwind geen flonkering.
In je rozentuin was ik de klagende nachtegaal voor jou.
Jij veinsde afkeer, voor het biddende volk is er Medina.
Als bij de Kaäba reet ik mijn kraag uiteen voor jou.
Mijn sultan, ik ben Hayali, toen de wereld mij geen plaats bood,
Was ik in een ziekenhuis de bezoeker voor jou.
© Sytske Sötemann, 2007