Postume rehabilitatie Nâzım Hikmet
Het was een opzienbarende mededeling. Op 5 januari, tijdens de gebruikelijke persconferentie na het wekelijkse kabinetsberaad, meldde de vice-premier en woordvoerder van de Turkse regering, Cemil Çiçek, dat ‘de regering het besluit had genomen de dichter Nâzım Hikmet postuum te rehabiliteren door hem opnieuw het Turkse staatsburgerschap te verlenen’. De reden? ‘De delicten die de autoriteiten er destijds toe brachten de dichter zijn rechten te ontnemen, worden tegenwoordig niet meer beschouwd als misdaad.’ En Çiçek voegde eraan toe dat de regering voor het herstel van Hikmets staatsburgerschap geen enkele wet heeft hoeven wijzigen. De minister van Cultuur, Ertuğrul Günay, had in opdracht van premier Recep Tayyip Erdoğan uitgezocht wat ervoor nodig was om een en ander te bewerkstelligen. ‘Slechts het regeringsbesluit van 1951 diende te worden opgeheven.’
Nâzım Hikmet (1901-1963) werd al tijdens zijn leven, als enige dichter van Turkije, wereldberoemd, en hij is dat tot op de dag van vandaag gebleven. Vanwege zijn ‘staatsgevaarlijke’ c.q. socialistische ideeën en ‘opruiende’ geschriften bracht deze overtuigde communist, en eerste avant-gardist in de Turkse poëzie, ongeveer een derde van zijn leven in Turkse gevangenissen door. In 1938, het sterfjaar van Atatürk, de stichter van de Turkse Republiek, werd hij ten slotte tot achtentwintig jaar cel veroordeeld. Maar dankzij een generaal pardon van de in 1950 aangetreden regering van de Democratische Partij, kwam hij in dat jaar vervroegd vrij.
Omdat hij onder voortdurende bedreigingen zijn leven niet zeker was, moest hij echter binnen een jaar het land ontvluchten en zijn vrouw Münevver en pasgeboren zoontje Mehmet achterlaten. Hij ontkwam met een bootje over de Zwarte Zee naar Roemenië, en vestigde zich in Moskou, waar hij in zijn jonge jaren had gestudeerd. Hij stierf er zonder ooit naar zijn vaderland te hebben kunnen terugkeren. De toenmalige regering van Adnan Menderes (DP) had namelijk kennis genomen van Hikmets ‘verblijf’ in Moskou, en hem vervolgens in 1951 op grond van de beruchte artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafrecht, waarin communistische activiteiten van enigerlei aard als staatsgevaarlijk worden bestempeld, het staatsburgerschap ontnomen. Zijn poëzie en andere geschriften bleven tot 1965 verboden in Turkije, maar nog vele jaren nadien en zelfs tot in onze eeuw kon het publiekelijk lezen en reciteren van teksten van Nâzım Hikmet tot berispingen, bedreigingen en hechtenis leiden.
Tijdens zijn eerdere verblijf in de Sovjet-Unie was Hikmet niet alleen beïnvloed door de communistische ideeën, maar tevens, en vooral waar het zijn poëzie betrof, door de Russische avant-gardistische en futuristische kunstenaars, en wel in het bijzonder door de dichter Vladimir Majakovski, wiens gedichten zowel revolutionair van vorm als inhoud waren.
In de gevangenis in Bursa (in 1936 en opnieuw vanaf 1938) begon hij aan zijn grotere epische werken, waarmee hij alom roem zou vergaren: Het epos van sjeik Bedreddin en het veel omvangrijkere Mensenlandschappen, dat zich afspeelt tijdens de Onafhankelijkheids-oorlog en wordt beschouwd als hét moderne Turkse epos. In vrije poëzie en modern proza, en in de taal van het volk, met verwijzingen naar de traditionele volksverhalen, schetst hij daarin de erbarmelijke omstandigheden van de Anatolische boeren, landarbeiders, soldaten en politieke (mede)gevangenen.
Eenmaal in ballingschap kreeg hij de kans om op reis te gaan en bezocht hij onder meer Parijs, waar hij grote dichters en kunstenaars als Pablo Neruda, Aragon en Picasso ontmoette. Ook werd hij actief in de Wereldvredesraad, waarvoor hij in 1955, samen Pablo Neruda, de Internationale Vredesprijs van de Sovjet Unie ontving.
Reacties
Nu hadden we in de afgelopen halve eeuw van diverse regeringen, zoals bijvoorbeeld de coalities onder aanvoering van de sociaal-democraten, een rehabilitatie van Nâzım Hikmet kunnen verwachten, maar niet onmiddellijk van de huidige rechts-conservatieve regering. De reacties waren dan ook niet van de lucht, in Turkije zelf niet, en evenmin in de rest van de wereld. Veel kranten brachten het nieuws op hun voorpagina, en op de televisie en de radio behoorde de rehabilitatie tot breaking news.
Hoewel de reacties in Turkije op Hikmets eerherstel overwegend positief waren, al vond men dat dit eigenlijk vele jaren eerder had moeten gebeuren, hebben in het bijzonder de ‘seculiere nationalisten’ het niet kunnen verkroppen, dat juist ‘deze islamitische vijanden van de seculiere staat’ tot rehabilitatie hebben besloten van ‘die oude communistische vijand van de staat’. Erdoğan wordt er door hen van verdacht dit uit electorale, dus opportunistische, overwegingen te hebben gedaan. In het seculiere Izmir, waar over enkele maanden plaatselijke verkiezingen worden gehouden, en het een nek-aan-nek race lijkt te worden tussen de MHP (Nationale Volkspartij) en de AKP, zou de laatste hiervan voordeel kunnen genieten.
Maar de dichter Ataol Behramoğlu, die in zijn poëzie het spoor volgde van Hikmet, acht het niet waarschijnlijk dat de AKP stemmen verwacht uit de kringen van Nâzım-sympathisanten. Hij noemde het regeringsbesluit een ‘bitterzoete vreugde,’ en ‘de erkenning van een recht dat allang verworven was in de harten van het volk’. Wel trof volgens hem in het bijzonder de sociaal-democraten blaam, omdat zij er nooit een serieuze zaak van hebben gemaakt en diverse eerdere kansen hebben laten liggen. Bülent Ecevit heeft tijdens een van zijn premierschappen nog wel een poging ondernomen, maar is toen door zijn coalitiepartner van dat moment (MHP) terug gefloten.
En zo juicht men in de kringen van intellectuelen, journalisten en kunstenaars, ondanks enkele tegengeluiden, dit eerherstel overwegend toe. Een eerherstel dat nota bene vrijwel op de107e geboortedag van Nâzım Hikmet, ruim vijfenveertig jaar na zijn dood en achtenvijftig jaar na zijn ballingschap, eindelijk tot stand kwam.
De voorzitter van PEN in Turkije, Tarık Günersel en de voorzitter van de Schrijversbond in Turkije, Enver Ercan, verwoordden de regeringsmaatregel als volgt: ‘niet Nâzım, die immers al geëerd werd, maar de Turkse Staat is gerehabiliteerd.’
Graf
Nâzım Hikmet ligt begraven op de Novodevickhiy Begraafplaats, het Père-Lachaise van Moskou. Daar bevindt hij zich in de buurt van grote Russiche kunstenaars als Gogol, Tsjechov, Majakovski, Prokofiev, Shostakovitsj en Ehrenburg. Of er sprake zal zijn van een herbegrafenis hangt uitsluitend af van de wensen van de familie. Zijn enige zoon lijkt daar niet per se op uit te zijn. De verhouding met zijn vader, die vlak na zijn geboorte moest vluchten en zijn moeder definitief verliet voor de Russische Vera, was niet zonder complicaties, ook al heeft hij het dichterschap van zijn vader wel degelijk erkend, en zelfs gewaardeerd met een uitvoerige biografie.
Zelf schijnt Hikmet dat, althans aanvankelijk, wel gewild te hebben, als men mag afgaan op de volgende regels uit zijn gedicht ‘Testament’ uit 1953
begraaf mij op de begraafplaats van een dorp in Anatolië,
en als het goed is,
en er een plataan boven mijn hoofd groeit,
dan hoeft er niet ook nog een steen te staan.
Inmiddels klinken er van diverse zijden geluiden om Nâzım Hikmet eindelijk zijn plaats te geven in de openbare ruimte. Zo wil men bijvoorbeeld in Bursa een museum, of een Huis voor Kunst en Cultuur dat zijn naam draagt, en welhaast vanzelfsprekend, een standbeeld. Immers zijn mooiste poëzie schreef hij in de gevangenis van Bursa. Zijn graf in Moskou kan dan met rust gelaten worden.
Onlangs, eind 2008, is in Istanbul de Nazım Hikmet Academie voor Wetenschappen geopend, waar men in de Marxistische leer wordt onderwezen.
En de anderen?
Volgens minister Günay heeft de regering slechts gedaan wat jaren geleden al had moeten gebeuren, en zij zal ‘al het noodzakelijke in werking stellen om kwesties als deze te corrigeren, ongeacht hun ideologische karakter. We zijn er klaar voor om iedere kleur die Turkije heeft voortgebracht te omhelzen. Er zijn immers maar weinig mensen als Nâzım, die bijdragen aan de promotie van Turkije in de wereld. Door deze beslissing hebben we getoond dat ons land zich heeft verplicht aan de democratie, en de regering is dan ook voornemens om de evenzeer beroemde acteur en filmregisseur Yılmaz Güney, die naar Parijs uitweek om een veroordeling te ontlopen, en daarmee zijn staatsburgerschap verloor, eveneens postuum eerherstel te verlenen.’
Hopelijk kunnen de Turken nu uitzien naar rehabilitatie van allen die eenzelfde lot ten deel viel, zoals de auteur Sabahattin Ali (op zijn vlucht aan de Bulgaarse grens vermoord in 1948), de Koerdische dichter en zanger Ahmet Kaya (gevlucht naar Frankrijk, in 2000 in Parijs overleden en daar begraven op Père-Lachaise), en de onlangs vermoorde journalist Hrant Dink, die de Armeense kwestie aan de orde stelde, enzovoorts, enzovoorts.
Maar de diepste wens van Nâzım Hikmet is eindelijk, al is het postuum, in vervulling gegaan, hij heeft zijn vrijheid herwonnen.
Leven als een boom, alleen
en vrij
en als een bos
in broederschap,
dit verlangen is
het onze.
Dit artikel is geschreven op basis van de berichtgeving in Turkse, Engelse en Nederlandse kranten, tijdschriften en nieuwsrubrieken, die tussen 5 en 11 februari 2009 zijn verschenen.
meer artikelen