Bilmezler yalnız yaşamıyanlar, Nasıl korku verir sessizlik insana; İnsan nasıl konuşur kendisiyle; Nasıl koşar aynalara, Bir cana hasret, Bilmezler.
Ze weten het niet, zij die niet alleen leven, Hoe de stilte een mens angst aanjaagt; Hoe een mens met zichzelf praat; Hoe hij naar spiegels rent, Hunkerend naar een een andere ziel, Ze weten het niet.
Güzel kadınları severim, İşçi kadınları da severim; Güzel işçi kadınları Daha çok severim.
Ik houd van mooie vrouwen, Ik houd ook van arbeidersvrouwen; Ik houd nog meer van Mooie arbeidersvrouwen.
Ne atom bombası, Ne Londra Konferansı; Bir elinde cımbız, Bir elinde ayna; Umurunda mı dünya!
Noch de atoombom, Noch de Conferentie van Londen; Een pincet in je ene hand, Een spiegel in je andere; Wat kan jou de wereld schelen!
Dikilir Köprü üzerine, Keyifle seyrederim hepinizi. Kiminiz kürek çeker, sıya sıya; Kiminiz midye çıkarır dubalardan; Kiminiz dümen tutar mavnalarda; Kiminiz çımacıdır halat başında; Kiminiz kuştur, uçar, şairane; Kiminiz balıktır, pırıl pırıl; Kiminiz vapur, kiminiz şamandıra; Kiminiz bulut, havalarda; Kiminiz çatanadır, kırdığı gibi bacayı, Şıp diye geçer Köprü'nün altından; Kiminiz düdüktür, öter; Kiminiz dumandır, tüter; Ama hepiniz, hepiniz... Hepiniz geçim derdinde. Bir ben miyim keyif ehli, içinizde? Bakmayın, gün olur, ben de Bir şiir söylerim belki sizlere dair; Elime üç beş kuruş geçer; Karnım doyar benim de.
Ik vat post op de Brug, En kijk geamuseerd naar jullie allemaal. Sommigen van jullie trekken traag aan de riemen; Sommigen halen mosselen van de pontons; Sommigen staan aan het roer van aken; Sommigen zijn matroos aan de trossen; Sommigen zijn vogel, ze vliegen, poëtisch; Sommigen zijn vis, glim glim; Sommigen zijn schip, sommigen boei; Sommigen zijn wolk, hoog in de lucht; Sommigen zijn stoomschip, met hun schoorsteen Geknakt, varen ze vlug de Brug onderdoor; Sommigen zijn scheepstoeter, ze fluiten; Sommigen zijn rook, ze blazen; Maar jullie allemaal, jullie allemaal... Moeten de eindjes aan elkaar zien te knopen. Ben ik dan de enige flierefluiter, onder jullie? Ach wat dan nog, op een dag maak ik Misschien wel een gedicht over jullie; En krijg ik er een paar centen voor; Kan ik mijn honger ook eens stillen.
Ben Orhan Veli “Yazık oldu Süleyman Efendiye” Mısra-i meşhurunun mübdii.. Duydum ki merak ediyormuşsunuz, Hususi hayatımı, Anlatayım: Evvela adamım, yani Sirk hayvanı falan değilim. Burnum var, kulağım var, Pek biçimli olmamakla beraber. Bir evde otururum, Masa başında çalışırım. Bir anne ile babadan dünyaya geldim. Ne başımda bulut gezdiririm, Ne sırtımda mühr-ü nübüvvet. Ne İngiliz kralı kadar Mütevaziyim, Ne de Celâl Bayar'ın Ahır uşağı gibi aristokrat. Ispanağı çok severim. Puf böreğine hele Bayılırım. Malda mülkte gözüm yoktur. Vallahi yoktur. Yayan dolaşırım, Mütenekkiren seyahat ederim. Oktay Rifat'la Melih Cevdet'tir En yakın arkadaşlarım. Bir de sevgilim vardır, pek muteber; İsmini söyleyemem, Edebiyat tarihçisi bulsun. Ehemmiyetsiz şeylerle de uğraşırım, Meşgul olmadığım “ehemmiyetsiz” Sadece üdeba arasındadır. Ne bileyim, Belki daha bin bir huyum vardır. Amma ne lüzum var Hepsini sıralamaya? Onlar da bunlara benzer.
Ik ben Orhan Veli De schepper van de beroemde versregel “Jammer voor Süleyman Efendi”.. Ik hoorde dat u benieuwd bent Naar mijn privéleven, Ik zal het vertellen: Allereerst ben ik een mens, dus Geen circusdier of iets dergelijks. Ik heb een neus en oren, Al zijn ze niet zo fraai. Ik woon in een huis, Ik werk aan een tafel. En ben op de wereld gezet door een moeder en vader. Ik loop niet met mijn hoofd in de wolken, En draag geen profetenzegel op mijn rug. Ik ben niet zo bescheiden als De Engelse koning, En niet zo aristocratisch Als de stalknecht van Celâl Bayar. Ik houd van spinazie. En ben dol op Kaas- of vleespastei. Ik geef geen zier om bezit. Echt waar niet. Ik ga te voet, En reis incognito. Oktay Rifat en Melih Cevdet Zijn mijn beste vrienden. Ik heb ook een geliefde, zeer eerzaam, Haar naam kan ik niet noemen, Laat de letterkundigen die maar uitzoeken. Ik besteed ook tijd aan onbenulligheden, “Het onbenullige” waar ik me niet mee bezighoud Is alleen onder literatoren. Wat valt er nog aan toe te voegen, Misschien heb ik nog duizend-en-een eigenschappen. Maar wat heeft het voor zin Om ze allemaal op te sommen? Ze komen op hetzelfde neer.
I 10.12.37 Ankara Saat 21 Kış, kıyamet.. Macar Lokantası'nda yazıyorum İlk mektubumu. Oktay'cığım Bu gece sana Bütün sarhoşların selâmı var. II 12. 12. 37 Ankara Saat 14.30 Şu anda dışarda yağmur yağıyor Ve bulutlar geçiyor aynadan Ve bugünlerde Melih'le ben Aynı kızı seviyoruz. III 6.1.38 Ankara Saat 10 Bir aydan beri iş arıyorum, meteliksiz. Ne üstte var ne başta. Onu sevmeseydim Belki de beklemezdim İnsanlar için öleceğim günü.
1 10.12.37 Ankara 21 uur Winter, bar en boos.. In een Hongaars restaurant schrijf ik Mijn eerste brief. Lieve Oktay Vannacht laten Alle dronkaards je groeten. II 12. 12. 37 Ankara 14.30 uur Op het ogenblik regent het buiten En de wolken drijven in de spiegel voorbij En dezer dagen houden Melih en ik Van hetzelfde meisje. III 6.1.38 Ankara 10 uur Sinds een maand zoek ik werk, zonder een cent. Ik heb niets op zak noch in mijn kop. Als ik niet van haar gehouden had Had ik misschien ook niet gewacht Op de dag waarop ik voor de mensen zal sterven.