OTUZÜÇ KURŞUN
1.
Bu dağ Mengene dağıdır
Tanyeri atanda Van'da
Bu dağ Nemrut yavrusudur
Tanyeri atanda Nemruda karşı
Bir yanın çığ tutar, Kafkas ufkudur
Bir yanın seccade Acem mülküdür
Doruklarda buzulların salkımı
Firari guvercinler su başlarında
Ve karaca sürüsü,
Keklik takımı...
Yiğitlik inkar gelinmez
Tek'e - tek doğüşte yenilmediler
Bin yıllardan bu yan, bura uşağı
Gel haberi nerden verek
Turna sürüsü değil bu
Gökte yıldız burcu değil
Otuzüç kurşunlu yürek
Otuzuç kan pınarı
Akmaz,
Göl olmuş bu dağda...
2.
Yokuşun dibinden bir tavşan kalktı
Sırtı alacakır
Karnı sütbeyaz
Garip, ikicanlı, bir dağ tavşanı
Yüreği ağzında öyle zavallı
Tövbeye getirir insanı
Tenhaydı, tenhaydı vakitler
Kusursuz, çırılçıplak bir şafaktı
Baktı otuzüçten biri
Karnında açlığın ağır boşluğu
Saç, sakal bir karış
Yakasında bit,
Baktı kolları vurulu,
Cehennem yurekli bir yiğit,
Bir garip tavşana,
Bir gerilere.
Düştü nazlı filintası aklına,
Yastığı altında küsmüş,
Düştü, Harran ovasından getirdiği tay
Perçemi mavi boncuklu,
Alnında akıtma
Üç topuğu ak,
Eşkini hovarda, kıvrak,
Doru, seglavi kısrağı.
Nasıl uçmuşlardı Hozat önünde!
Şimdi, böyle çaresiz ve bağlı,
Böyle arkasında bir soğuk namlu
Bulunmayaydı,
Sığınabilirdi yuceltilere...
Bu dağlar, kardeş dağlar, kadrini bilir,
Evvel Allah bu eller utandırmaz adamı,
Yanan cıgaranın külünü,
Güneşlerde çatal kıvılcımlanan
Engereğin dilini,
İlk atımda uçuran
Usta elleri...
Bu gözler, bir kere bile faka basmadı
Çığ bekleyen boğazların kıyametini
Karlı, yumuşacık hıyanetini
Uçurumların,
Önceden bilen gözleri...
Çaresiz
Vurulacaktı,
Buyruk kesindi,
Gayrı gözlerini kör sürüngenler
Yüreğini leş kuşları yesindi...
3.
Vurulmuşum
Dağların kuytuluk bir boğazında
Vakitlerden bir sabah namazında
Yatarım
Kanlı, upuzun...
Vurulmuşum
Düşüm, gecelerden kara
Bir hayra yoranım çıkmaz
Canım alırlar ecelsiz
Sığdıramam kitaplara
Şifre buyurmuş bir paşa
Vurulmuşum hiç sorgusuz, yargısız
Kirvem, hallarımı aynı böyle yaz
Rivayet sanılır belki
Gül memeler değil
Domdom kurşunu
Paramparça ağzımdaki...
4.
Ölüm buyruğunu uyguladılar,
Mavi dağ dumanını
Ve uyur-uyanık seher yelini
Kanlara buladılar.
Sonra oracıkta tüfek çattılar
Koynumuzu usul-usul yoklayıp
Aradılar.
Didik-didik ettiler
Kirmanşah dokuması al kuşağımı
Tespihimi, tabakamı alıp gittiler
Hepsi de armağandı Acemelinden...
Kirveyiz, kardeşiz, kanla bağlıyız
Karşıyaka köyleri, obalarıyla
Kız alıp vermişiz yüzyıllar boyu,
Komşuyuz yaka yakaya
Birbirine karışır tavuklarımız,
Bilmezlikten değil
Fıkaralıktan
Pasaporta ısınmamış içimiz
Budur katlimize sebep suçumuz,
Gayrı eşkiyaya çıkar adımız
Kaçakçıya
Soyguncuya
Hayına...
Kirvem hallarımı aynı böyle yaz
Rivayet sanılır belki
Gül memeler değil
Domdom kurşunu
Paramparça ağzımdaki...
5.
Vurun ulan,
Vurun,
Ben kolay ölmem.
Ocakta küllenmiş közüm,
Karnımda sözüm var
Haldan bilene.
Babam gözlerini verdi Urfa önünde
Üç de kardaşını
Üç nazlı selvi,
Ömrüne doymamış üç dağ parçası.
Burçlardan, tepelerden, minarelerden
Kirve, hısım, dağların çocukları
Fransız Kuşatmasına karşı koyanda
Bıyıkları yeni terlemiş daha
Benim küçük dayım Nazif
Yakışıklı,
Hafif,
İyi süvari
Vurun kardaş demiş
Namus günüdür
Ve şaha kaldırmış atını.
Kirvem hallarımı aynı böyle yaz
Rivayet sanılır belki
Gül memeler değil
Domdom kurşunu
Paramparça ağzımdaki...
© Ahmed ARİF, 1968
Hasretinden Prangalar Eskittim Ankara DRIEËNDERTIG KOGELS
1.
Deze berg is de berg Mengene
Bij het gloren van de dageraad aan het Vanmeer
Deze berg is het kind van Nimrod
Bij het gloren van de dageraad tegenover de Nimrod
Je ene flank bedekt door lawines, de Kaukasus aan de horizon
Je andere flank een bidkleed in Perzisch bezit
Op bergtoppen glijdende gletsjers
Aan waterpoelen vluchtende duiven
En kudden reeën,
Groepjes patrijzen...
Hun moed valt niet te ontkennen
In het gevecht van man-tot-man zijn ze onverslagen
Al duizend jaren lang, de jonge mannen van hier
Hoe moeten we dit nieuws dan brengen
Dit gaat niet over een vlucht kraanvogels
Of over een sterrenbeeld aan de hemel
Maar over een hart met drieëndertig kogels
Drieëndertig bloedbronnen
Stroomden niet weg,
Vormden een meer op deze berg...
2.
Aan de voet van de heuvel zat een konijn
Rechtovereind, de rug bontgekleurd
De buik melkwit
Een zielig, zwanger, bergkonijn
Het hart in de keel, het arme ding
Brengt de mens tot berouw
Het was een verlaten uur, volkomen verlaten
Een volmaakte, naakte morgenstond
Een van de drieëndertig keek ernaar
In zijn buik de zware leegte van honger
Zijn haren en baard verward
Luis op zijn kraag,
Zijn armen gewond,
Een held met een hel van een hart,
Keek eerst naar het zielige konijn,
Toen achterom.
Hij dacht aan zijn lichte karabijn
Gebroken onder zijn kussen,
Hij dacht aan het veulen dat hij van de vlakte van Harran
Had meegebracht, haar manen met blauwe kralen,
Een bles op haar voorhoofd
Drie vetlokken wit,
Haar galop soepel, behendig
Zijn kastanjebruine merrie.
Wat hadden ze gevlogen in het zicht van Hozat!
Lag hij er nu maar niet zo hulpeloos bij
En gekneveld met achter zich de koude loop
Van een geweer,
Dan had hij zich op deze hoogten kunnen verbergen...
Deze bergen, bevriende bergen, kennen je waarde,
Goddank maken deze handen een man niet te schande,
Deze meesterhanden
Die bij het eerste schot raak schieten,
De de as van een brandende sigaret,
En de tong van een adder
Die schittert in de zon...
Deze ogen zijn zelfs niet een keer misleid
Door de ravijnen die lawines verwachten
Door het besneeuwde, fluweelzachte verraad
Van de klippen,
Zijn wetende ogen...
Helpen hem nu niet meer
Ze zullen hem doodschieten,
Het bevel staat vast,
De blinde reptielen zullen zijn ogen opvreten
De gieren zijn hart...
3.
Ik ben neergeschoten
In een verlaten inham van de bergen
Ten tijde van een ochtendgebed
Ik lig
Languit, in het bloed...
Ik ben neergeschoten,
Mijn droom, zwarter dan de nacht,
Voorspelt mij niet veel goeds
Voortijdig nemen ze mijn leven
Ik krijg het niet meer in een boek
Een pasja zond een gecodeerd bevel
Ik ben neergeschoten zonder verhoor, zonder vonnis
Peetoompje, schrijf precies op wat er met me is gebeurd
Anders denken ze nog dat het een verzinsel is
Dit zijn geen rozen of borsten
Dit is een dumdumkogel
Uiteengespat in mijn mond...
4.
Zij brachten het doodsbevel ten uitvoer,
Besmeurden de blauwe bergmist
En de halfontwaakte ochtendwind
Met bloed.
Zij staken er daarna hun geweren in
Fouilleerden langzaam en grondig
Onze lichamen.
Scheurden mijn rode gordel
Van Kirmanshahweefsel aan flarden
Pakten mijn gebedsketting, mijn tabak en verdwenen
Allemaal geschenken van Perzische vrienden...
Wij zijn verwanten, broeders, verbonden door bloed
Al eeuwen ruilen we onze dochters uit
Met de dorpen, de vlakten aan de overzij,
Zij aan zij zijn we buren
Onze kippen paren met elkaar,
Niet uit onwetendheid
Maar uit armoede
Aan paspoorten zijn we nooit gewend geraakt
Dit is onze schuld de oorzaak van onze dood,
Uitgemaakt voor rovers
Smokkelaars
Moordenaars
Verraders...
Peetoompje, schrijf precies op wat er met me is gebeurd
Anders denken ze nog dat het een verzinsel is
Dit zijn geen rozen of borsten
Dit is een dumdumkogel
Uiteengespat in mijn mond...
5.
Schiet schoften,
Schiet,
Zo makkelijk sterf ik niet.
Ik ben smeulend as,
In mijn buik liggen mijn woorden,
Voor hen die ze begrijpen.
Mijn vader gaf zijn ogen aan het front bij Urfa
En zijn drie broers
Drie prachtige cipressen,
Drie brokstukken berg van onvoltooid leven.
Toen bloed en stamverwanten, de kinderen van de bergen
Vanaf de torens, de heuvels en de minaretten
Zich verzetten tegen de Franse Belegering
Zei mijn jonge oom Nazif,
Nog maar pas met baard,
Knap,
Tenger,
Een goed ruiter,
Schiet broeder
Dit is de dag van eer
En spoorde zijn paard aan.
Peetoompje, schrijf precies op wat er met me is gebeurd
Anders denken ze nog dat het een verzinsel is
Dit zijn geen rozen of borsten
Dit is een dumdumkogel
Uiteengespat in mijn mond...
© Sytske Sötemann, 2011